Soms ben ik bang er gek van te worden. De armoede waarin ik leef is gewoon te groot. Eten is er meestal genoeg, maar de kwaliteit van het voedsel is twijfelachtig. Er zijn momenten dat er helemaal niks is. Mijn gezondheid gaat er steeds meer op achteruit. Steeds minder spieren, steeds meer vet. Steeds meer pijn, op steeds meer plekken in mijn lichaam.

Eenzaamheid is het meest erge en meest opvallende kenmerk van armoede. Dagen, weken, maanden die ik in m'n eentje doorbreng, al sinds jaren nu. Wonende op Daalhof, is de stad een verre fata morgana. Vrienden, kennisen, famile, alles verdampt in de loop der jaren. Los zand, dat is de meest kernachtige beschrijving voor mijn contacten. Mensen kennen je niet meer als je arm bent. Ze komen je heus niet opzoeken en zelf kun je nergens naartoe, want ergens naar toe gaan betekent geld uitgeven.

Één of twee keer per week loop ik door de stad. Daar bruist het van het leven. Als in een luchtbel verplaats ik me tussen m'n medemensen. Ik kan hun zien, ik weet dat zij mij kunnen zien, maar of ze me waarnemen? Verder interactie is er niet. Straat in straat uit, in een in de loop der jaren uitgesleten patroon. Binnenlopen bij de Bijenkorf, Hema, V&D, Blokker, De Sleghte, Selexis. Zinloos rondje om de uitgestalde waren. Ritje met de bus, of een lange wandeling. Pijn in mijn nek.

Thuis ben ik alleen, behalve als Sammie er is. Het flatgebouw telt veertien verdiepingen, ik woon op de zevende. Ik woon hier nu ongeveer vier jaar. Van mijn buren ken ik niemand van naam. een aantal mensen ken ik wel van gezicht en andere uiterlijke kenmerken. Wat woordjes in de lift, soms. Stille blikken, zuchtjes. Binnen is het niet zo stil. Voortduren hoor je allerhande geluiden. Boven gestommel, geschuif met meubels, ruzie's geschreeuw, slagen en gesmijt met meubels, regelmatig. Een keer werd er hard op de deur gebonkt: Politie. sindsdien zijn de ruzies wat minder. Beneden die keffer, een hondje van het soort "gesoigneerde afwasborstel". Meestal zijn de mensen niet thuis. Dan is hij alleen. Dan blaft hij en jankt hij voortdurend. Uren achtereen. Van alles heb ik geprobeerd: woningbureau, buurtbemiddeling, praten, stampen op de vloer, politie, klachtenformulieren, niks helpt. Die lui, een jong stelletje, komen maar een paar uur per dag thuis. Dan maken ze zelf kabaal, vaak met vrienden, vaak 's nachts. Het is dan alsof er mensen naast mijn bed staan te praten, zingen, bazelen. Soms maak ik dan 's morgens vroeg kabaal, om ze terug te pakken. Van ander plekken hoor je soms oorverdovend muziek dreunen.

Meestal is er niemand in de lift, soms is ie stampvol. Gewone mensen, rare mensen, allerlei slag. ook mensen die je liever niet tegenkomt. In het trappenhuis en op de galerijen ligt afval en rommel. Het stinkt er. Op de brandtrap ligt al een maand lang een flinke hoop, matrassen, tapijten of iets dergelijks. Toen ik het voor het eerst zag dat ik dat er iemand lag te slapen, of misschien wel een lijk. In de lift wordt gespugt, geplast, door mens en dier.

Verleden jaar woonde er een schizofrene oude mevrouw naast me. Ze zag er uit als een spook en joeg me ieder keer de stuipen op het lijf. "s Nachts stond tegen mijn deur te stampen en zei dat ik de kaas of de melk uit haar koelkast had gestolen. Vaak maakte ze enorm kabaal en stond ze te tieren en te razen. Soms moest ik voor haar op de vlucht. Het heeft meer dan een jaar geduurd eer ze goed en wel opgeborgen werd. nu woont er een mooi jong meisje. Ze woont er meer dan een half jaar. Ik heb haar drie keer even gezien op de galerij. Soms hoor ik haar tegen half twaalf 's nachts thuis komen, de voetstappen op de galerij, de deur die open en dicht gaat, voetstappen binnen, tot de naaldhakken uit zijn. Soms een flardje muziek. Ze heeft een kat zei ze.

Buiten is er ook 's nachts veel lawaai. er is een parkeerplaats waar dag en nacht mensen in en uit stappen, met veel kabaal, getoeter, lopende motoren, dreunende geluisinstallaties, langsrijdende bussen, gepraat, geschreeuw. In de slaapkamer kan ik daarom niet slapen. ik slaap maar in de woonkamer. Overdag wordt er veel lawaai gemaakt met het onderhoud van de groenvoorziening. Voortdurend zijn er grasmaaiers in de weer en van die grapjassen die met zo'n lawaaierig blaassding één blaadje voor zich uit lopen te blazen. Dat ze daarmeee een paar duizend mensen vervelen, komt niet in ze op.

De kelder staat vol. Ook de kleine slaapkamer is opslagplaats voor stapels schilderijen, dozen vol keramiek. Sammie slaapt daar als hij bij me is en er staan nog wat van zijn spullen. Wonen doe ik dus in de woonkamer/keuken. Daar staat ook m'n bed. M'n schildersezel, m'n gitaren, de teevee, etc. etc. Het eerste jaar had ik niet eens gordijnen. Toe zat er een doek voor het raam.

Daar zit ik dus, dag in dag uit. Hier studeer ik gitaar, hier schilder ik, ik kijk teevee, doe de afwas en de was, veeg de vloer een keer per week, maak soms (erg soms) schoon, schil aardappels en maak spruitjes schoon. Bijna nooit komt hier iemand, bahalve mijnzoontje Sammie dus. Die komt in het weekend. Soms gaan we samen naar buiten, veel te vaak zitten we voor de teevee.

Zelden zien mijn dagen er anders uit. Dat is geen vrije keuze. Ik kan niet anders. Op dinsdagmiddag ga ik regelmatig mee wandelen met een wandelclubje. Dat is destijds voor me geregeld door het leger des heils. Het clubje is er op initiatief van John, de oprichter en beheerder van Stichting De Wegwijzer, eren stichting die probeert drugsverslaafden een beetje houovast te geven. John haalt ons op met z'n auto en brengt ons weer naar huis. Ik ben geen drugsverslaafde, dus ben ik eigenlijk een beetje vreemde eend in de bijt. De medewandelaars zijn aardig, maar leven in hun eigen wereld, die is anders dan de mijne. We praten natuurlijk met elkaar, maar de gemeenschappelijke noemer is moeilijk te vinden. Het grootte verschil is wel, dat ik constant plannen probeer te maken en nog van alles wil. Bij hun draait het (behalve om hun verslaving) voornamelijk om leven van dag tot dag, hun woning en hobbies. Omdat ze verder geen wensen hebben, lijken ze meer tevreden met hun leven dan ik. John, de begeleider van het clubje doet dat vanuit zijn professie. Hij zal vast interessante denkebeelden hebben, maar onthoudt zich veelal van deelname aan de gesprekken. Misschien een persoonlijke trek of vanuit professioneel oogpunt. Hoe dan ook, soms heb ik het gevoel dat we worden "uitgelaten" alsof of we een roedel honden zijn, en dan bedoel ik "honden" niet als scheldwoord. Ik ervaar de wandelingen toch min of meer als een soort doelloze tredmolen. Het is even leuk, maar leidt nergens naartoe.

Als je weinig te verteren hebt is wandelen een optie, normaal gesproken. Maar lopen naar de stad (oosten) is ver en de shock bij het plotseling zien van zoveel "gewone" mensen werkt op den duur vervreemdend. Ga ik de naar het zuidwesten stuit ik al gauw op het kanaal en kan niet verder. De andere optie is dan naar het noordwesten, maar daar is sinds een paar jaar de golfbaan met een groot hek eromheen. ook daar kun je niet verder. De Pietersberg zou een optie zijn, maar ik doe er drie kwartier over eer ik aan de voet ervan sta, en dan ben ik al moe en vooral mijn'nek begint parten te spelen. Dus wandelen, is ook niet mogelijk.

Toen ik mij plotseling in deze situatie bevond enkele jaren geleden, wist ik dat ik me er voorlopig bij moest neerleggen. Het had zelfs iets van een uitdaging: Kijken hoe ik daarmee om zou gaan, mogelijkeden vinden om mijn dagen toch nog nuttig te besteden, overleven met een minimum aan middelen.

Een van de eerste dingen die ik deed, was het weer gaan schilderen. Zo ontstonden de "Gevangenen" als vanzelf als een reflectie op de situatie. Ik vond het zelf wel geslaagd. Ik had er lol in, en het werk liet zien hoe ik tegen de situatie aankeek: Met humor en gelatenheid. ik dacht destijds dat er wel belangstelling voor dat werk zou zijn. mensen zouden er iets in herkennen, een soort zelfspot, relativering etc.. En inderdaad: veel mensen moeten spontaan glimlachen als ze m'n gevangenen zien. Maar gekocht worden ze niet. Blijkbaar wil men ze wel zien en er om lachen, maar men wil ze niet aan de muur. Ze roepen ongewild natuurlijk ook andere associalties op: Ausschwitz bijvoorbeeld. En sowiso, mensen willen niet met elende geconfronteerd worden. Ik vind het jammer dat er zo weinig belangstelling voor is, maar heb er anderzijds zelf ook genoeg van. ik wil weer eens met ander werk aan de slag. Al met al, duurt deze situatie nu veel te lang. De positieve energie die ik er aanvankelijk uit wist te halen is er niet meer. Nu is er alleen nog maar vertwijfeling. Mijn pogingen om het tij de keren hebben niks uitgehaald. Onder deze omstandigheden is het moeilijk om door te blijven gaan met schilderen en met evenveel energie een ander inspiratiebron aan te boren. Toch zal het moeten.